ARTIKEL 44

Volgorde en verloop van het spelen


Home Artikelengroep 41--52

  1. Voorspelen in een slag
  2. De speler die in een slag voorspeelt, mag elke kaart uit zijn hand spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).

  3. Bijspelen in een slag
  4. Na het voorspelen speelt iedere speler op zijn beurt een kaart en de vier aldus gespeelde kaarten vormen een slag (voor de wijze waarop de kaarten moeten worden gespeeld en gerangschikt, zie artikel 45 respectievelijk artikel 65).

  5. Verplichting om te bekennen
  6. Bij het spelen in een slag moet elke speler indien mogelijk bekennen. Deze verplichting gaat boven alle andere voorschriften van de spelregels.

  7. Niet kunnen bekennen
  8. Indien een speler niet kan bekennen, mag hij elke andere kaart spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).

  9. Slagen met troeven
  10. Een slag die troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste troef heeft gespeeld.

  11. Slagen zonder troeven
  12. Een slag die geen troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur heeft gespeeld.

  13. Voorspelen na de eerste slag
  14. Het voorspelen in de volgende slag gebeurt vanuit de hand die de vorige slag gewonnen heeft.


.