-De tegenstanders waarschuwen dat een uitleg nodig kan zijn. De wijze waarop dit moet gebeuren, mag worden aangegeven door de toernooiorganisator.
Anderszins:
-Niet conform de in de spelregels vastgelegde procedures.
Arbitrale score:
-Een score die de wedstrijdleider naar eigen inzicht toekent (zie artikel 12). Deze score is ofwel kunstmatig ofwel vervangend.
Bekennen:
-Een kaart spelen van de voorgespeelde kleur.
Beurt:
-Het juiste ogenblik waarop een speler mag bieden of spelen.
Bieden:
-De procedure ter bepaling van het contract door middel van opeenvolgende biedingen. Het begint zodra de eerste bieding gedaan is.
-Het geheel van gedane biedingen (biedverloop) (zie artikel 17).
Bieding:
-Elk bod, doublet (dubbel), redoublet (herdubbel) of pas.
Blinde (dummy):
-De partner van de leider; hij wordt blinde wanneer de uitkomst uit de juiste hand met de beeldzijde naar boven op tafel wordt gelegd en houdt op blinde te zijn als het spelen beēindigen is
-De kaarten van de partner van de leider, nadat zij na de uitkomst open op tafel zijn gelegd.
Bod:
-Het noemen van een aantal trekken dat men op zich neemt ten minste te maken in de genoemde speelsoort.
Bondsbestuur:
-In Nederland het bestuur van de Nederlandse Bridge Bond
-In Vlaanderen het bestuur van de Vlaamse Bridge Liga
Bord:
-Een wedstrijdbord zoals omschreven in artikel 2.
-De vier handen zoals die oorspronkelijk zijn gegeven en in de vier vakken van het bord zijn geplaatst om gedurende een bepaalde zitting te worden gespeeld (ook wel aangeduid als "spel").
Contract:
-Het laatste bod, al dan niet gedoubleerd of geredoubleerd, te spelen door de leider (zie artikel 22).
Deelnemer:
-Bij individuele wedstrijden een speler; bij parenwedstrijden twee spelers die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij viertallenwedstrijden vier of meer spelers die als ploeggenoten samen spelen.
Deelscore:
-90 of minder trekpunten, behaald op één spel (zie artikel 77)
Doublet:
-Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract wordt verhoogd (zie artikel 77). (In Vlaanderen: dubbel.)
Downslag:
-Elke slag die de partij van de leider te kort komt om het contract te maken (zie artikel 77).
Evenement:
-Een of meer wedstrijden binnen een bepaald tijdsverloop (synoniem van "toernooi").
Geannuleerd (zie ook Ingetrokken):
De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
Hand:
-De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
Honneur:
-Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
Ingetrokken (zie ook Geannuleerd):
-Handelingen die zijn ingetrokken omvatten ook handelingen die zijn geannuleerd en teruggenomen kaarten.
Internationaal match punt (IMP):
Een score-eenheid, toegekend volgens de in artikel 78B opgenomen tabel.
Kleur:
-Eén van de vier groepen van dertien kaarten uit het spel, voorzien van een kenmerk: schoppen (), harten (), ruiten (), klaveren ().
Kunstmatige bieding:
Een bod, doublet of redoublet dat andere of bijkomende informatie geeft dan de bereidheid te spelen in de genoemde of laatstgenoemde speelsoort (tenzij die informatie algemeen bij spelers bekend is).
Een pas die meer belooft dan een bepaalde sterkte.
Een pas die waarden belooft of ontkent anders dan in de laatstgenoemde kleur.
Kwetsbaarheid:
-De aanduiding op basis waarvan premies en straffen voor downslagen worden toegekend (zie artikel 77).
Leider:
-De speler die voor de partij die het eindbod doet, het eerst de speelsoort van dat bod heeft genoemd. Hij wordt leider wanneer de uitkomst met de beeldzijde naar boven op tafel wordt gelegd (maar zie artikel 54A indien voor de beurt wordt uitgekomen).
LT:
-Linkertegenstander.
Manche:
100 of meer trekpunten, behaald op één spel (zie artikel 77).
Matchpunt:
-Een score-eenheid, toegekend aan een deelnemer als resultaat van de vergelijking van zijn score met één of meer andere scores (zie artikel 78A).
Onbedoeld:
-Onvrijwillig, niet onder controle van de wil, niet de bedoeling van de speler op het moment van zijn handeling.
Onjuiste informatie:
-Het nalaten door een partij om haar afspraken of methodes nauwkeurig uit te leggen indien en zodra vereist door de spelregels of een reglement.
Onregelmatigheid:
-Een afwijking van de juiste gang van zaken zoals geregeld in de spelregels.
Overslag:
-Elke slag die de leider méér maakt dan voor het vervullen van het contract nodig is.
Overtreding:
-Een inbreuk van de speler op de spelregels of op aanvullende bepalingen voortvloeiend uit de spelregels.
Partij/paar:
-Twee spelers die samen spelen tegen de twee andere spelers.
Partner:
-De speler met wie men als partij speelt tegen de twee andere spelers.
Pas:
-Een bieding waarmee een speler te kennen geeft in deze beurt geen bod te willen doen en niet te willen doubleren of redoubleren.
Premies:
-Alle punten andere dan trekpunten (zie artikel 77).
Psychologische bieding ("psych[e]"):
-Een opzettelijke en grove onjuiste weergave van honneurkracht en/of van lengte in een kleur.
Rechtzetting:
De mogelijkheid tot herstel voor de wedstrijdleider na een onregelmatigheid.
Redoublet:
-Een bieding, volgend op een doublet van een tegenstander, waardoor de scores voor gemaakte of down-gespeelde contracten worden verhoogd (zie artikel 19 en artikel 77). (In Vlaanderen: herdubbel.)
Ronde:
-Een deel van een zitting waarin de spelers niet van plaats wisselen.
RT:
-Rechtertegenstander.
Slag:
-De eenheid waardoor de uitslag van het contract wordt bepaald; de slag behoort uit vier kaarten te bestaan, één door elke speler in volgorde gespeeld, te beginnen met de voorgespeelde kaart.
Slem:
-Een contract waarbij de leider zes trekken (twaalf slagen) moet maken (genaamd klein slem) of waarbij de leider zeven trekken (dertien slagen) moet maken (genaamd groot slem).
Speelperiode:
-Begint wanneer de uitkomst van een spel met de beeldzijde naar boven is gedaan; de rechten van de spelers in de speelperiode vervallen zoals de relevante artikelen aangeven. De speelperiode eindigt wanneer de kaarten zijn opgeborgen in het bord (of wanneer het laatste bord in een ronde is beēindigen).
Speelsoort:
-De in het bod genoemde kleur of sans atout (zonder troef).
Spel:
-De 52 kaarten waarmee het bridgespel wordt gespeeld.
-De in vier handen verdeelde kaarten beschouwd als een geheel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
Spelen:
Het spelen van een kaart uit de hand van één van de spelers met inbegrip van de voorgespeelde kaart.
Het spelverloop.
De periode waarin de kaarten worden uitgespeeld.
Het geheel van de biedingen en gespeelde kaarten van een bord.
Straf:
-disciplinair: om correct gedrag en een ordelijk verloop van de wedstrijd te waarborgen (zie artikel 91);
-procedureel: (in toevoeging aan rechtzetting) opgelegd naar goeddunken van de wedstrijdleider in gevallen van procedurele onregelmatigheden (zie artikel 90).
Strafkaart:
Een kaart onderworpen aan de bepalingen van artikel 50.
Tegenspeler:
Een tegenstander van de (vermoedelijke) leider.
Tegenstander:
Een speler van het andere paar; een speler van de partij waartegen men speelt.
Toernooi:
Een of meer wedstrijden binnen een bepaald tijdsverloop (synoniem van "evenement").
Trek:
Elke slag die de partij waartoe de leider behoort, boven de zes dient te maken.
Trekpunten:
Punten, behaald door de partij van de leider voor het maken van het contract (zie artikel 77).
Troef:
Elke kaart van de kleur waarin het contract wordt gespeeld.
Uitkomst:
De voorgespeelde kaart in de eerste slag.
Uitlegperiode:
De periode tussen het einde van het bieden en het einde van de biedperiode (zie artikel 17D1).
Vermoedelijke leider:
De speler die zonder een onregelmatigheid de leider zou worden.
Verzaking:
Zie artikel 61A.
Viertal:
Twee of meer paren die, aan verschillende tafels in verschillende windrichtingen, voor een gemeenschappelijke score spelen (het kan worden toegestaan dat een viertal uit meer dan vier spelers bestaat).
Volgorde:
De orde volgens de wijzers van de klok, waarin men het recht heeft te bieden en te spelen; ook de orde volgens de wijzers van de klok waarin de kaarten bij voorkeur een voor een worden gedeeld.
Voorgesorteerd spel:
Een spel kaarten dat niet willekeurig is verdeeld ten opzichte van de vorige verdeling
Voorspelen:
Het spelen van de eerste kaart van een slag.
Wedstrijd:
Een ontmoeting van één of meer zittingen.
Wedstrijdleider:
Degene die belast is met de leiding van een wedstrijd en met de toepassing van de spelregels (zie artikel 81).
Zichtbare kaart:
Een kaart die zo gehouden wordt dat de beeldzijde ervan door een tegenstander of door de partner gezien kan worden.
Zitting:
Een speelperiode van langere duur waarin een aantal borden, bepaald door de toernooiorganisator, moet worden gespeeld. (Kan verschillende betekenissen hebben zoals in de artikel 4, artikel 12C2 en artikel 91.)